Redactie - 10 maart 2015

Weg met de zandlopertjes

De remote desktop is alweer aan zijn derde generatie toe. En waar generatie één en twee een aantal praktische bezwaren hadden op het gebied van licenties, gebruikerservaring en schaalbaarheid, zijn we nu toch wel heel dichtbij de perfecte ‘portable desktop’. Er zijn namelijk belangrijke drempels aan het verdwijnen, met een prominente rol voor de interactie tussen de storage- en de VDI-omgeving.

Laat me even beginnen met het wellicht ten overvloede benoemen van de belangrijkste succesfactor van de ‘anywhere, anytime’ desktop... De gebruiker. Voor steeds meer kenniswerkers geldt dat ze tachtig procent van de tijd niet op kantoor zijn, maar wel toegang nodig hebben tot hun bedrijfsapplicaties en –data. Als ik naar mezelf kijk, dan werk ik per week tenminste 24 uur op mijn laptop op locatie. Dan wil ik niet een halve minuut per handeling naar een zandlopertje of een balkje zitten kijken.

Er zijn verschillende manieren om dat te voorkomen. Een belangrijk kernprincipe is dat de dataopslag zo dicht mogelijk bij de virtuele desktop staat. Hoe korter je I/O-pad, hoe beter. Daarom is het verstandig om een aantal taken die traditioneel in de storagelaag zaten, over te hevelen naar de server. Daaronder valt ook een deel van de opslag zelf. Want waar storage-tiering kan helpen om de latency iets terug te dringen, blijft de data op relatief ‘grote’ afstand van de virtuele desktop. Caching op serverniveau biedt vandaag de dag een volwaardig alternatief. Via bijvoorbeeld ‘Adaptive Replacement Cache’ (ARC), waarbij wordt gebruikgemaakt van technologieën als data pre-fetch en caching op basis van Least-Frequently Used (LFU), en Least-Recently Used (LRU) algoritmes, kan informatie snel aan de virtuele desktop worden gepresenteerd.

Er is nog een ander aspect om deze benadering eens nader te beschouwen. Ongeveer negentig procent van de problemen met VDI wordt veroorzaakt door de storagelaag. Dat kunnen kwesties zijn op het gebied van beschikbaarheid, prestaties of kosten. Om met de beschikbaarheidskwestie te beginnen; veel storageomgevingen hebben een breekpunt. Ze presteren uitstekend tot een bepaalde drempelwaarde en dan is het ineens afgelopen. Bij wijze van spreken kan één extra virtuele desktop de achterliggende storage laten klappen.

Door de storage deels te offloaden op de server creeer je tenminste drie winstpunten. Je maakt in de eerste plaats ruimte vrij binnen de opslagomgeving om meer desktops te ondersteunen. Dit whitepaper laat zien dat op iedere hypervisor tot wel 175 VDI’s gehost kunnen worden. Dat is aanzienlijk. Daarnaast biedt het overhevelen van storagetaken naar de serveromgeving de mogelijkheid tot een zeer nauwe integratie tussen de VDI-applicatie en het storagesysteem met als voordelen realtime inzicht in de I/O-consumptie, beheer op VDI-niveau en een betere gebruikerservaring. Het derde winstpunt is dat de kosten van de VDI-omgeving omlaag gaan door een hogere intensiteit, minder storingen en minder investeringen in zaken als dure PCIe SSD-kaarten of all-SSD storage appliances.

Het einddoel is dat elke virtuele desktop zelf aangeeft welke en hoeveel resources hij nodig heeft zonder tussenkomst van een IT-beheerder. Daar zijn we nopg niet aangeland, maar met de huidige mogelijkheden voor software defined VDI komt de perfecte ‘portable desktop’ behoorlijk dichtbij.

Door: Gijsbert Janssen van Doorn, Nexenta

Wil jij dagelijkse updates?

Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!