Minister Plasterk laat aftapwet beoordelen door nieuwe commissie

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wil zijn plannen om de aftapbevoegdheden van geheime diensten en inlichtingendiensten uit te breiden door. De wet is onontkoombaar, stelt Plasterk. Wel laat Plasterk zijn wet beoordelen door een nieuw opgerichte commissie, die bestaat uit oud-rechters die minimaal zes jaar als rechter hebben gediend.

Dit blijkt uit onderdelen van het voorstel voor de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) die door de Volkskrant zijn gepubliceerd. Dit wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State. De nieuwe wet geeft inlichtingendiensten te bevoegdheid e-mail, sms en apps structureel af te luisteren. Daarnaast mogen geheime diensten ook onschuldige burgers aftappen om zo inlichtingen te verzamelen over verdachte.

Basistaak van de overheid
“Veiligheid is een basistaak van de overheid om aan de burgers te garanderen, maar dat betekent niet dat privacy daar onder moet lijden”, zegt Plasterk in een reactie tegenover BNR Nieuws Radio. Om de privacy van burgers te kunnen verzekeren laat Plasterk een nieuw opgerichte commissie van onafhankelijke rechters het wetsvoorstel beoordelen. Plasterk hoopt het voorstel voor de zomer naar de Tweede Kamer te kunnen sturen.

Wat betreft inhoud blijft de wet om grootschalig te kunnen aftappen grotendeels ongewijzigd. Dit ondanks kritiek vanuit onder andere Amnesty International en het bedrijfsleven. Zo mogen de AIVD en de MIVD nog steeds op grote schaal aftappen. Grote hoeveelheden internetverkeer mogen worden onderschept, geanalyseerd en voor een periode van drie jaar worden opgeslagen. Een tap mag een jaar lang worden geplaatst, waarna deze opnieuw wordt beoordeeld en kan worden verlengd. Op dit moment mogen geheime diensten slechts één internetkabel per keer afluisteren. In de nieuwe wet wordt deze bevoegdheid uitgebracht tot groepen internetverbindingen.

Kosten
De kosten van het aftappen worden door de overheid betaald. Naar verwachting komen de kosten in 2017 uit op 15 miljoen euro, wat oploopt tot 35 miljoen euro in 2019.