Redactie - 09 november 2019

Manager wint tegen Centric korting geding

Centric detacheringsdirecteur Pieter van der Stoel heeft met succes zijn non-actiefstelling door baas Sanderink aangevochten en een kort geding bij de rechtbank in Den Haag gewonnen.

Gerard Sanderink zou een gebrek aan vertrouwen hebben jegens de directeur. "Intimidatie, vriendjespolitiek, integriteitsproblemen, seksistische opmerkingen, het schofferen van medewerkers en onverklaarbare afwezigheid: Van der Stoel zou zich schuldig maken aan allerlei ongepast gedrag", zo meldde eerder NRC Handelsblad. Van der Stoel is het daar niet mee eens en stapte met naar de rechter.

De rechter gaf Van der Stoel gelijk. Lees onder de uitspraak:

Zaaknummer 8019461/ CV EXPL 19-4088

VONNIS in kort geding van de kantonrechter d.d. 7 november 2019 in de zaak:

[eiser],

te [woonplaats] ,

eisende partij bij dagvaarding ex art. 254 Rv.,

gemachtigde: mr. P. de Boer,

tegen

Centric Netherlands B.V.,

te Gouda,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. J. Boogaard.

Partijen worden aangeduid als “ [eiser] ” en “Centric”.

1Procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding d.d. 26 september 2019.

Op 23 oktober 2019 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De gemachtigde van Centric heeft een pleitnota overgelegd. Beide partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling producties toegezonden.

2Feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1. [eiser] is sinds 15 januari 2002 bij (de rechtsvoorgangster van) Centric in dienst tegen een salaris van € 11.250,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en andere emolumenten.
2.2. Naar aanleiding van onrust die binnen Centric was ontstaan heeft de heer [gedaagde] , hierna te noemen “ [gedaagde] ”, op 8 juli 2019 onder meer aan [eiser] meegedeeld dat de op dat moment resterende directie zou aanblijven en het volste vertrouwen in hen bestond.
2.3. In een gesprek van 17 juli 2019 heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat [eiser] ontslagen zou worden en hij per direct werd vrijgesteld van werkzaamheden vanwege het ontbreken van draagvlak.
2.4. Bij e-mail van 18 juli 2019 heeft [eiser] meegedeeld dat hij niet akkoord ging met een ontslag en met verdere vrijstelling van werkzaamheden. Hij heeft [gedaagde] voorts meegedeeld dat hij na zijn vakantie zijn werkzaamheden zou hervatten.
2.5. Bij e-mail van 30 juli 2019 heeft de advocaat van Centric daarop meegedeeld dat het de bedoeling van Centric was om aan [eiser] na zijn vakantie een voorstel te doen voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat [eiser] tot die tijd vrijgesteld bleef van arbeid.
2.6. Op 26 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer [eiser] en [gedaagde] . Tijdens dit gesprek heeft [gedaagde] [eiser] een gebrek aan arbeidsmoraal en –inzet en diefstal van werktijd verweten. [gedaagde] heeft de op non-actiefstelling van [eiser] gehandhaafd.
2.7. Bij e-mail van 9 september 2019 heeft Centric aan [eiser] een voorstel voor een beëindigingsvergoeding gedaan en meegedeeld dat indien [eiser] dit voorstel niet zou accepteren een verzoekschrift tot ontbinding zou worden ingediend.
2.8. In de periode van 3 tot en met 9 oktober 2019 hebben partijen gecorrespondeerd en gesproken over een hervatting van de werkzaamheden door [eiser] . [eiser] heeft Centric meegedeeld in zijn eigen functie te willen hervatten. Centric heeft [eiser] verzocht om op 10 oktober 2019 te verschijnen op het kantoor van Centric, alwaar hij een businessplan met bijbehorende begroting voor 2020 diende op te stellen, hetgeen een van zijn taken was. Mocht hij aan deze opdracht geen gevolg geven zou de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang worden beëindigd.
2.9. Bij e-mail van 9 oktober 2019 16.55 uur heeft [eiser] zich ziek gemeld bij Centric.
2.10. Op 11 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts van Centric [eiser] op zijn spreekuur gesproken. Hij heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] berustten op ziekte en dat hij naar verwachting in de laatste week van oktober 2019 weer arbeidsgeschikt zou zijn. Hij heeft geen vervolgafspraak met [eiser] gemaakt.
Voorts heeft hij geadviseerd: “Ik heb begrepen dat er gesprekken zijn geweest over de problematiek. Mi is het verstandig om een externe onafhankelijke partij om bemiddeling/raad in deze te gaan vragen. Om vandaaruit verdere afspraken met elkaar te maken. Als werkhervatting daar een onderdeel van uit maakt, werkhervattingsafspraken te maken. Voor nu is het mijn advies aan meneer [eiser] om aan zijn herstel te werken.”

3Geschil
3.1. [eiser] vordert bij wege van voorlopige voorziening om, zakelijk weergegeven, Centric te gebieden om de non-actiefstelling op te heffen en [eiser] toe te laten tot zijn werkzaamheden op straffe van een dwangsom en Centric te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt, kort samengevat, het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Voor de non-actiefstelling bestaat geen enkele, laat staan zwaarwegende grond. In juli 2019 is nog het vertrouwen uitgesproken. De beschuldigingen zijn onjuist en worden niet onderbouwd door documenten. Zij worden plotseling opgeworpen. Niets wijst op een tekortkoming. [eiser] dient gewoon weer in staat te worden gesteld om zijn eigen functie met alle daarbij behorende taken en bevoegdheden uit te oefenen op zijn oude werkplek. [eiser] heeft een spoedeisend belang om weer toegelaten te worden tot zijn werkzaamheden. Indien een en ander niet snel wordt gerepareerd zijn de gevolgen onomkeerbaar.
3.3. Centric heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4Beoordeling
4.1. Deze procedure ziet op het treffen van voorlopige voorzieningen. Het gaat er daarbij om of het gevorderde naar voorlopig oordeel van de kantonrechter in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is daarop in kort geding vooruit te lopen. Voor nader onderzoek om tot vaststelling van feiten en omstandigheden te komen is in deze procedure geen plaats.
4.2. Gelet op de aard van zijn vordering heeft [eiser] daarbij een spoedeisend belang. Centric heeft dit ook niet weersproken.
4.3 De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [eiser] weer dient toegelaten te worden tot zijn gebruikelijke werkzaamheden met alle daarbij behorende taken en bevoegdheden (standpunt [eiser] ) of dat er aanleiding bestaat om [eiser] slechts een beperkt deel van zijn taken en bevoegdheden uit te laten voeren en eerst een plan van aanpak te bespreken alvorens de resterende taken en bevoegdheden worden uitgevoerd (standpunt Centric). Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dient Centric [eiser] weer toe te laten tot al zijn taken en bevoegdheden en dienen partijen vanuit die positie nader met elkaar in gesprek te gaan. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
4.4. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat voor juli 2019 nimmer met hem is gesproken over eventuele tekortkomingen. Centric heeft ook geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.
4.5. Het door Centric gemaakte verwijt dat [eiser] gedurende meer dan de helft van de week ongeoorloofd afwezig was, heeft zij niet, althans onvoldoende onderbouwd. Dat [eiser] in het verleden zijn medewerkers en organisatie niet voldoende zou hebben aangestuurd, wordt evenmin (voldoende) onderbouwd. Weliswaar blijkt uit de door Centric overgelegde verklaring van twee medewerkers dat zij kritiek hebben op het functioneren van [eiser] , maar bij gebreke van nadere onderbouwing en hoor en wederhoor kan niet worden vastgesteld of deze kritiek enigszins gefundeerd is. Opvallend is daarbij dat de verklaring eerst kort voor de mondelinge behandeling is opgesteld en dat niet is gebleken dat de kritiek eerder met [eiser] is gedeeld.
4.6. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter doorkruist een terugkeer op de werkvloer van [eiser] ook niet zijn herstel. De bedrijfsarts heeft de verwachting uitgesproken dat [eiser] in de laatste week van oktober 2019 weer arbeidsgeschikt zou zijn. Hij heeft daaraan niet de voorwaarde verbonden dat eerst mediation zou moeten plaatsvinden, maar heeft los daarvan geadviseerd dat het verstandig zou zijn om een onafhankelijke derde in te schakelen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] terecht aangevoerd dat dit ook kan in de situatie dat hij zijn werkzaamheden weer heeft hervat. Niet valt in te zien waarom partijen niet op dat moment, desgewenst met behulp van een derde, gesprekken kunnen voeren over de verdere invulling van de werkzaamheden van [eiser] en waar de prioriteiten zouden moeten liggen.
4.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Centric als goed werkgever onvoldoende redenen had om [eiser] op non-actief te stellen en hem weer dient toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden. De gevraagde voorziening zal daarom worden toegewezen als hierna te melden. De kantonrechter ziet aanleiding de dwangsom te beperken. Centric zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5Beslissing
Bij wege van voorlopige voorziening;

de kantonrechter:

- gebiedt Centric om uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis de non-actiefstelling van [eiser] op te heffen en [eiser] toe te laten tot zijn werkzaamheden met bijbehorende taken en bevoegdheden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel dat Centric met het voorgaande in gebreke is, tot een maximum van € 100.000,00;

- veroordeelt Centric in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot heden vastgesteld op € 882,83, waaronder begrepen € 720,00 voor salaris van de gemachtigde van [eiser] , onverminderd de eventueel over de verschotten verschuldigde btw, en vermeerderd met de wettelijke rente, ingaande de 15e dag na de datum van betekening en bevel van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;

-
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

- weigert het anders of meer gevraagde.

Dit vonnis is gewezen door kantontonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2019.

Wil jij dagelijkse updates?

Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief!