Kennis en innovatie (of hoe laat ik kasplantjes groeien)
Onder bovenstaande titel publiceerde ik in 1985 het resultaat van een studie bij de Stichting Toekomstbeeld der Techniek. Aan de conclusies ervan moest ik denken, toen ik afgelopen week in Techzine een artikel las onder de kop ‘Innovatie versnelt, maar organisaties haken qua kennis af.’ Kern van dat artikel was dat het management van alles wil en in gang zet, maar de organisatie niet in staat is dat uit te voeren. Men mist kennis, experts en capaciteit waardoor veel initiatieven verzanden of zelfs faliekant mislopen. Het artikel poogt een wake-up te call te geven aan organisaties: als je wilt innoveren, moet je dat wel kunnen! Een voorwaarde voor succesvolle innovatie is immers de verwerving en creatie van nieuwe kennis, gecombineerd met het verwerven van de vaardigheid dit om te zetten in producten en diensten.
Innovatie overkomt je
Een belangrijke conclusie die ik in 1985 uit de studie ‘Kennis en innovatie’ kon trekken, was dat je innovatie niet kunt (af)dwingen. Innovatie is in eerste instantie een zaadje dat ontkiemt. Een kasplantje dat wil groeien en aandacht nodig heeft. Een jong plantje dat ook snel kan verdorren. Met wild groeiende vertakkingen die je moet snoeien om het de vorm te laten krijgen die je wilt. Kortom, een beetje Taoïstisch bezig zijn. Je moet in staat zijn om zowel een ontkiemende innovatie te (kunnen) herkennen én in staat zijn – als die innovatie wenselijk is en dus geen onkruid is – te koesteren, te verzorgen en deskundig volwassen te laten worden.
Een resultaat uit die tweejarige studie, op een moment dat we in Nederland – na het akkoord van Wassenaar in 1983 – de grootste werkloosheid ooit hadden. En beseften dat Nederland moest transformeren van een ‘ouderwets’ arbeidsintensief agrarisch en industrieland, naar een moderne, geautomatiseerde opvolger daarvan. De computer kwam op, automatisering en robotisering werd mogelijk. We experimenteerden met eerste productie – en kantoorautomatisering. We herkenden dat onze veelal handmatige processen ongeschikt waren voor rechtlijnige automatisering en begrepen dat we die processen dus moesten aanpassen, wilden we van die vooruitgang kunnen profiteren. Maar het succes lag niet in de techniek maar in de proces- en organisatieverandering!
De vijftig jaar van Kondratiev
Innovatiegolven hebben – net als de anticyclische uitvindingsgolven – een golflengte van ongeveer 50 – 60 jaar. Dat heeft de econoom Kondratiev ongeveer honderd jaar geleden al bewezen toen hij – in opdracht van Stalin – als econoom binnen de Sovjeteconomie een studie deed naar het NEP-systeem voor kleine particuliere vrije marktondernemingen in de Sovjet-Unie (Nieuwe Economische Politiek). Kondratievs theorie was dat Westerse kapitalistische economieën lange termijn (50- tot 60-jarige) cycli van eerst bloei doormaken, gevolgd door een depressie. De bekende conjunctuurtheorie die bekend staat als de Kondratiev-golven en erkenning kreeg binnen en buiten de Sovjet-Unie.
In zijn artikel uit 1924 “Over het begrip van economische statica, dynamica en fluctuaties”, formuleerde hij de lange economische cycli. In de jaren van voorspoed worden belangrijke uitvindingen gedaan, maar ‘pas’ in neergaande periodes wordt die technologie – de theoretische kennis – door ingenieurs daadwerkelijk omgezet naar praktisch bruikbare techniek en kan een nieuwe periode van economische voorspoed ontstaan. Mensen en bedrijven sparen hun middelen totdat het vertrouwen terugkeert en werkelijk een opgaande lijn ontstaat naar een volgende periode van kapitaalvorming, gekenmerkt door grootschalige investeringen in techniek. Helaas gaat die economische overgang van depressie naar groei vaak vergezeld met geopolitieke spanningen en (dus) uitgebreide en verwoestende oorlogen.
We zijn intussen vijftig jaar verder
Zijn theorie werd ook in het westen populair, tot deze werd overschaduwd door die van John Maynard Keynes, die vond dat overheden een actieve rol moeten spelen tijdens die economische neergang. Keynes pleitte dat de overheid moet uitgeven om de conjunctuurcyclus te verzachten. Joseph Schumpeter – van de creative destruction – kende de basis van de Langgolventheorie toe aan Kondratiev en als eerbetoon noemde hij ze “K-golven”. Volgens Schumpeter is innovatie de oorzaak van zowel cyclische instabiliteit die leidt tot fluctuaties in investeringen en cycli in economische groei. Schumpeter ziet innovaties ‘clusteren rond bepaalde momenten’ die hij “evenwichtszones” noemt. Een periode van nieuwe paradigma-veranderingen, waar we midden in zitten, zie ook ‘the blue hour’. Ze ontstaan wanneer ondernemers denken dat het risico en de verwachte opbrengsten, innovatieve investeringen rechtvaardigen. Deze clusters zijn de aanzet tot een nieuwe lange periodes van versnelde groei.
Ons heelal, onze natuur en ons bestaan is gebaseerd op vele natuurlijke golven. We zien in onze historie, maatschappij en onze economie deze golven terug. In ‘Alles is oscillatie’, beschreef ik hoe de financiële wereld op basis van die golven de opgang- en neergang van de markt (probeert te) voorspellen. De ‘Zeven zaken die er toe doen’ in mijn artikel eind vorig jaar zijn nog onverminderd geldig: AI komt uit de kast, China heeft het moeilijk, predawn in Amerika, een wereld in oorlog, India-Amerika is gearriveerd en last-but-not-least ‘de financiële crisis die niet kwam’. We zien in de VS al dat lage werkloosheid, lage inflatie en een groeiende oorlogsindustrie de reële lonen doet stijgen. Snelle technische vooruitgang doet de hoop op een ‘Roaring Twenties-decennium’ herleven. Lange termijn trends zien er goed uit: rijkdom van middenklasse en arbeidersklasse stijgt sinds kort zelfs sterk.
Verschil tussen Europa en de VS en China
De VS kenmerkt zich door marktdominantie, terwijl China partijdominantie kent. In Europa is het volk dominant met een sterke focus op vrijheid en democratische waarden. Mede het christelijk geloof was de reden dat Europa zich als eerste kon onttrekken aan de millennia van armoede waarin wereldwijd plaatselijke bevolkingen leefden. Het artikel ‘How the West grew rich‘ probeert de vraag te beantwoorden: waarom veroverde Europa als eerste de rest van de wereld en niet andersom? Allereerst maakte de specifieke mentaliteit van het Westen het mogelijk om de moderne wetenschap uit te vinden. Een mentaliteit gebaseerd op vrijheid en de zoektocht naar kennis. Geworteld in het Griekse erfgoed en het Christendom. De erkenning dat het universum functioneert volgens rationele natuurwetten waarvoor wetenschappelijk onderzoek mogelijk en wenselijk is.
Innovatie vereist vrijheid maar vooral juridische zekerheid. Ze ontstond juist in pluralistische samenlevingen die eigendomsrechten waarborgen. Ondernemersvrijheid werd aangemoedigd en privé-eigendom werd beschermd tegen willekeurige confiscatie. Wetenschappelijke nieuwsgierigheid werd aangemoedigd en creëerde de innovatie en techniek die economische groei stimuleerde. Met die techniek – zeewaardige boten, buskruit, sextant – werd kolonialisme en imperialisme mogelijk; niet andersom. Europa was al rijk voordat het – door de ontstane vrijheid, innovatie en gebruik van nieuwe techniek – de wereld veroverde. Je kunt stellen dat in Europa zowel de wetenschap als de democratie is uitgevonden. Die combinatie maakt dat veel fundamenteel onderzoek nog steeds in Europa plaatsvindt. Kort door de bocht: Europa vindt uit, de VS innoveert en China kopieert het tot goedkope producten. En tenslotte reguleert Europa het gebruik wat betreft veiligheid, ethiek en eerlijk gebruik.
Innovatie is voor ons een uitdaging
Bovenstaande maakt duidelijk waarom Europa het moeilijk heeft met innovatie. In een marktdominant land met veel risico-investeerders zoals de VS, gebeurt dat veel makkelijker. In een centraal geleid land kopieert en massificeert een industrie veel makkelijker. Dus als we dat als Europa ook willen, zullen we daar echt veel moeite voor moeten doen, want het zit niet in onze genen. Wij zijn immers ook van de bescherming van de democratische waarden. Onze privacy, onze ethiek, onze democratie. De veiligheid en bescherming van ons eigen volk. De verbrandingsmotor werd in Europa uitgevonden, in Amerika tot een (onveilige) auto gemaakt, in Japan en China goedkoop gemaakt en tenslotte door strikte Europese wetgeving veilig gemaakt voor de inzittenden en weggebruikers.
Door: Hans Timmerman