ASML mag werknemer uit Syrië weigeren op basis van nationaliteit
Fabrikant van chipmachines ASML mag werknemers uit Syrië, Iran, Noord-Korea en Cuba weigeren indien zij geen Nederlandse nationaliteit of permanente verblijfsvergunning in ons land hebben, oordeelt van het College voor de Rechten van de Mens.
De zaak draait om een Syrische elektro-ingenieur, die in 2020 solliciteerde bij ASML voor de functie testingenieur. De man doorliep het volledige sollicatieproces, maar kreeg een dag voor het ondertekenen van zijn arbeidscontract te horen dat hij de functie niet zou krijgen. Aanleiding hiervoor was zijn nationaliteit.
Discriminatie?
De Regionale Anti Discriminatie Actie Raad (Radar) stapte naar het College voor de Rechten van de Mens en spande een zaak aan tegen ASML. Het stelt dat ASML sollicitanten op grond van nationaliteit discrimineert. Het Veldhovense bedrijf verwees in zijn verweer naar de Amerikaanse exportregels, waarin is bepaald dat complexe Amerikaanse technologie die zowel voor civiele als militaire doeleinden gebruikt kunnen worden niet mogen worden geëxporteerd naar de E1 landengroep (Syrië, Iran, Noord-Korea en Cuba). Dit betekent in de praktijk ook dat ASML zonder geldige exportvergunning van de Amerikaanse overheid aan een persoon met een nationaliteit uit de E1 landengroep geen toegang kan geven tot Amerikaanse 'dual-use' items.
ASML stelt onder meer dat het bedrijf hoge boetes en strafrechtelijke vervolging riskeert indien het de EAR niet naleeft. Ook loopt het bedrijf het risico dat haar bevoegdheid om de technieken te gebruiken wordt ingetrokken door de Amerikaanse autoriteiten.
'ASML doet beroep op uitzondering'
Het College voor de Rechten van de Mens erkent dat ASML door zijn werkwijze onderscheid maakt op grond van nationaliteit. Het stelt echter ook dat direct onderscheid op grond van nationaliteit niet is verboden indien dit is gebaseerd op algemeen verbindende voorschriften zoals wetten en besluiten, of ongeschreven regels van internationaal recht. "ASML doet een beroep op deze uitzondering en voert aan dat de EAR gekwalificeerd moet worden als algemeen verbindende voorschriften. ASML betoogt daarbij dat zij bij niet-naleving van de EAR grote risico’s riskeert", schrijft het College voor de Rechten van de Mens.
Ook wijst het college erop dat regelgeving uitgevaardigd door de Amerikaanse autoriteiten soms doorwerkt buiten het grondgebied van de Verenigde Staten. "Verder staat vast dat overtreding van deze Amerikaanse regelgeving niet alleen leidt tot grote risico’s op sancties voor ASML zelf, die de bedrijfsvoering kunnen doen stilvallen, maar ook risico’s op sancties voor de werknemer in kwestie. Het College acht het, op basis van de informatie die ASML heeft aangedragen en op basis van informatie uit de eerdere oordelen aannemelijk dat deze risico’s reëel zijn", aldus het college.
Lees het volledige oordeel van het College voor de Rechten van de Mens hier.